Herinvesteringsreserve te lang op de balans

  • Vennootschapsbelasting
  • 27-03-2025

Een vennootschap, waarvan een echtpaar de aandeelhouders zijn en de man als enig bestuurder fungeert, komt in conflict met de Belastingdienst over de aanslag vennootschapsbelasting 2016. In 2005 verkoopt de vennootschap een bedrijfsmiddel en vormt daarvoor een herinvesteringsreserve (HIR) van € 1.500.000. Deze HIR staat ultimo 2015 nog op de balans. De inspecteur laat bij het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting 2016 de HIR vrijvallen ten gunste van de winst. De vennootschap gaat in beroep tegen deze beslissing. De rechtsvraag is of de inspecteur de HIR terecht in 2016 ten gunste van de winst heeft laten vrijvallen.  

Feiten

Niet in geschil is dat de HIR in 2005 wegens de vervreemding van een bedrijfsmiddel is gevormd. Deze HIR had na verloop van drie jaren in 2008 moeten vrijvallen, omdat de vennootschap geen herinvesteringsvoornemen meer had. De vennootschap heeft de HIR echter na 2008 op haar balans laten staan. De vennootschap heeft per 31 december 2015 een bedrag aan te verrekenen verlies van € 660.085. Een cruciaal punt in deze zaak is dat de vennootschap op 13 maart 2018 haar aangifte vennootschapsbelasting over 2016 heeft ingediend, waarin zij de HIR heeft opgenomen met de onjuiste vermelding "jaar vervreemding 2016". Dit terwijl de werkelijke vervreemding al in 2005 had plaatsgevonden. Door deze onjuiste vermelding leek het alsof de driejaarstermijn voor herinvestering pas in 2019 zou aflopen, in plaats van in 2008. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting 2016 de HIR van € 1.500.000 ten gunste van de winst laten vrijvallen. Per saldo heeft de inspecteur het belastbaar bedrag vastgesteld op € 862.300. De rechtbank verklaart het beroep van de vennootschap ongegrond. Het hof overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de vennootschap geen herinvesteringsvoornemen meer heeft en dat artikel 3.54, lid 5, Wet IB 2001 niet van toepassing is. Het hof oordeelt dat de inspecteur de HIR terecht in het oudst openstaande jaar heeft laten vrijvallen.

Foutenleer

Toepassing van de foutenleer leidt ertoe dat fiscaal toelaatbare reserves, zoals de HIR, ter voorkoming van het onbelast blijven van de vrijval bij het begin van het boekjaar moeten worden vastgesteld op het bedrag van de fiscale reserve per het einde van het voorafgaande jaar. Bij toepassing van de foutenleer valt de reserve dan in het jaar waarin de fout wordt hersteld vrij, ten gunste van de winst. Aangezien 2016 het oudst openstaande jaar was, heeft de inspecteur dan ook terecht de HIR in 2016 laten vrijvallen. Het leerstuk van ambtelijk verzuim is niet van toepassing, omdat daarvan alleen sprake kan zijn bij een navorderingsaanslag en die is in dit geval niet opgelegd. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Conclusie

Deze uitspraak bevestigt dat de foutenleer wordt toegepast bij fiscale reserves die ten onrechte op de balans blijven staan. Wanneer een herinvesteringsreserve niet binnen de wettelijke termijn vrijvalt of wordt aangewend, kan de Belastingdienst deze alsnog laten vrijvallen in het oudst openstaande jaar.

Geen ambtshalve vermindering bij nieuwe jurisprudentie

  • Inkomstenbelasting
  • 17-04-2025

Een Litouwse zeevarende vraagt de Belastingdienst om ambtshalve vermindering van zijn aanslag inkomstenbelasting 2015, maar krijgt nul op rekest bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zeevarende werkt in 2015 voor een in Nederland gevestigde...

Lees meer

Nieuwe splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting vanaf juli 2025

  • Overdrachtsbelasting
  • 17-04-2025

Vanaf 1 juli 2025 gelden er nieuwe regels voor de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Deze vrijstelling kan helpen om bij een juridische splitsing geen overdrachtsbelasting te betalen over bedrijfspanden of ander onroerend goed. De...

Lees meer

Strikte termijnen bij bezwaar: een waarschuwing voor belastingplichtigen

  • Formeel recht
  • 17-04-2025

Een recente uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant onderstreept hoe strikt de Nederlandse belastingrechter omgaat met termijnoverschrijdingen. De zaak begint in 2012 wanneer een belastingplichtige een naheffingsaanslag omzetbelasting...

Lees meer